Business 5Fnmwej4Taa

Sihame El Kaouakibi en haar potentiële bestuurdersaansprakelijkheid binnen vzw Let’s Go Urban

1 juni 2021
door
Richard Cnudde

In het licht van de affaire rond Sihame El Kaouakibi en vzw Let’s Go Urban, lijkt het ons interessant even stil te staan bij een onderbelicht aspect van deze aangelegenheid: de aansprakelijkheid die mevrouw El Kaouakibi als bestuurder van vzw Let’s Go Urban zou kunnen oplopen. Sinds de hervorming van het vennootschapsrecht, maakt de regelgeving rond vzw’s deel uit van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV). Deze fusie, ingegeven door vereenvoudiging en gelijktrekking tussen vennootschappen en verenigingen, bracht een en ander met zich mee voor bestuurders, en zeker voor deze van vzw’s. Wij herhalen eerst de belangrijkste elementen omtrent die bestuurdersaansprakelijkheid bij vzw’s en belichten verder waar de zaken zijn veranderd.

De regels zoals vanouds

  1. In principe is men als bestuurder nooit persoonlijk verbonden voor externe verbintenissen aangegaan voor rekening van de vzw. Handelingen van bestuurders worden immers toegerekend aan de vzw als een vorm van vertegenwoordiging/lastgeving. Een bestuurder treedt op in naam en voor rekening van een ander, zijnde de vzw, en verbindt op die manier niet zichzelf maar wel de rechtspersoon waar hij of zij voor optreedt.

  2. De vzw kan echter ook worden aangesprokenvoor onrechtmatige daden begaan door bestuursleden in uitvoering van hun opdracht. Hier is de situatie minder eenvoudig. Benadeelde derden kunnen zich in bepaalde gevallen immers niet alleen tegen de vzw, maar ook tegen die bestuursleden zelf keren.

    De algemene regel hierbij is dat men als bestuurder ten aanzien van derden zelfs aansprakelijk is voor de lichtste fout, tenzij men werknemer is en de fout lag binnen de uitvoering van zijn of haar arbeidsovereenkomst. Daartegenover staat dan weer het gegeven dat een rechter slechts een marginale toetsingsbevoegdheid heeft van de handelingen die een bestuurder verrichtte. Een rechter moet zich met andere woorden beperken tot nagaan of het gedrag van een bestuurder een regel schendt, dan wel of het ingaat tegen wat een normaal zorgvuldig en vooruitziend bestuurder zou hebben gedaan in zijn plaats. Die rechter moet daarbij rekening houden met het feit dat een bestuurder een zware verantwoordelijkheid draagt, aangezien hij het vermogen van een ander beheert als bestuurder van een vzw. Hij of zij kan dus niet zomaar een oordeel vellen over bepaalde beleidskeuzes die de bestuurder in kwestie heeft gemaakt. De aansprakelijkheid voor de ‘lichtste’ fout is dan ook eerder theoretisch, een rechter zal hier zelden een bestuurder voor kunnen sanctioneren.

Daarnaast is er natuurlijk de interne verhouding bestuurder-vzw. Bestuurders zijn aansprakelijk ten aanzien van de vzw voor de correcte uitvoering van hun mandaat. Schendt een bestuurder dus zijn overeenkomst met de vzw, bijvoorbeeld door een fout te begaan in zijn bestuur, dan is hij of zij hiervoor potentieel wél aansprakelijk. Let wel, dit geldt voor een foutief beleid of wanbeleid, niet voor een slecht beleid. Waar een slechte investering dus vaak niet tot aansprakelijkheid zal leiden, kan de aansprakelijkheidsvlieger wel opgaan wanneer subsidies uit een vzw worden doorgesluisd naar privé-vennootschappen.

Verder kan men in een vzw een bestuurdersmandaat uitoefenen in ondergeschikt verband en zo genieten van de aansprakelijkheidsbescherming van werknemers. Dit betekent enkel aansprakelijkheid voor bedrog, zware fouten en niet-toevallige lichte fouten.

Bestuurdersaansprakelijkheid was onder de oude wetgeving bovendien individueel. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor bepaalde fouten was er onder de oude regels niet.

Tot slot bestonden en bestaan er in ons recht een aantal beschermingsmechanismen die bestuurders (extra) kunnen beschermen.

  1. Zo kan een bestuurder zich gaan verzekeren voor zijn of haar aansprakelijkheid, behalve voor opzettelijke fouten, grove schuld of bedrog. Ook de vzw zelf kan opteren voor een verzekering van de externe aansprakelijkheid van een bestuurder.

  2. Nog een beschermingsmechanisme is de kwijting, weze de uitdrukkelijke en onherroepelijke afstand van het recht om een vordering in te stellen tegen de bestuurder voor diens fouten in het verleden. Kwijting kan geen afbreuk doen aan rechten van derden. Het is de algemene vergadering van de vzw die beslist over de kwijting en dat op de algemene vergadering onverminderd de mogelijkheid om tussentijds tot kwijting over te gaan.

    Daarbij aansluitend kan ook een dading worden afgesloten om afstand te doen van het recht om vorderingen in te stellen tegen een bestuurder.

  3. Opnieuw in de interne verhouding bestuurder-vzw was onder de oude regels ook vrijwaring mogelijk. Een bestuurder kon met andere worden nog altijd aansprakelijk worden gesteld, maar droeg het financiële risico niet meer. Ook exoneratie, ofwel de gehele of gedeeltelijke bevrijding van aansprakelijkheid, was onder het oude recht in sommige gevallen een optie.

De aanpassingen door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV)

Dit was in een notendop een opfrisser van de bestuurdersaansprakelijkheid bij vzw’s, zoals die al jaren bestond. Veel van die regels zijn onveranderd gebleven. Aan de basisprincipes omtrent bestuurdersaansprakelijkheid werd bijvoorbeeld door de nieuwe wet niet geraakt.

Een aantal zaken zijn desalniettemin wel veranderd of vernieuwd. De verantwoordelijkheid van bestuurders van vzw’s is door de inkanteling in het WVV daarenboven zonder twijfel toegenomen. De wetgever had namelijk vastgesteld dat aansprakelijkheidsvorderingen zelden tegen bestuurders werden ingesteld en wilde hier enigszins verandering in brengen.

De grootste en meest voor de hand liggende verandering met een (indirecte) impact op de bestuurdersaansprakelijkheid, is zonder twijfel het feit dat vzw’s nu perfect iedere activiteit kunnen gaan uitoefenen. De enige beperking die voor hen nog speelt, is het verbod op uitkering van winst. Dit brengt nieuwe mogelijkheden met zich mee voor besturen van vzw’s die uiteraard gepaard zullen gaan met meer risico’s en dus ook meer potentieel voor fouten die tot aansprakelijkheid leiden.

Een aantal wijzingen hebben ook een meer directe impact op de bestuurdersaansprakelijkheid.

  1. Zo is de bestuurdersaansprakelijkheid nu altijd hoofdelijk indien er meerdere bestuurders zijn.

  2. Daarnaast zijn onder het WVV maximabedragen of een ‘cap’ ingevoerd waarvoor een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld. Een stevige nieuwe bescherming voor bestuurders zou gedacht kunnen worden, maar deze cap brengt voorlopig slechts weinig gevolgen met zich mee.

  3. Daarbij aansluitend is nog een wezenlijke vernieuwing die vrijwaring of exoneratie voor bestuurdersaansprakelijkheid onder het WVV niet langer mogelijk zijn. Deze beschermingsmechanismen voor bestuurders vallen dus weg. Hun rol zou moeten worden overgenomen door voormelde ‘caps’, al is dat vaak dode letter.

  4. Niet onbelangrijk is verder dat bestuurders zich nu van hun aansprakelijkheid kunnen ontdoen door een fout te melden aan de andere leden van het bestuursorgaan. Er moet dus niet langer eerst naar de algemene vergadering worden getrokken.

  5. Verder moet een rechtspersoon die een mandaat opneemt van lid van een bestuursorgaan een natuurlijke persoon benoemen als vaste vertegenwoordiger die dan belast is met de uitvoering van dat mandaat in naam en voor rekening van de rechtspersoon.

Ten slotte zijn er de nieuwe bestuurdersaansprakelijkheidsbepalingen in geval van faillissement. Het financieel onvermogen van een vzw kan inderdaad tot het faillissement leiden. Bestuurders kunnen hoofdelijk worden aangesproken voor kennelijk grove fouten, in sommige gevallen voor onbetaalde sociale bijdragen en ook voor het verder zetten van de vzw wanneer het bestuur wist of had moeten weten dat deze reddeloos verloren was.

Conclusie

Bij deze bent u weer helemaal bijgebeend met uw risico’s op aansprakelijkheid als bestuurder van een vzw. Zoals u merkt, hebben zich toch wel een aantal noemenswaardige wijzigingen voorgedaan die een belangrijke impact kunnen hebben op de aansprakelijkheid van een bestuurder in een vzw. Bent u bestuurder binnen een vzw die mogelijks belangrijke of risicovolle verbintenissen aangaat of moet u mogelijks moeilijke beleidskeuzes gaan maken, waak er dan over dat uw aansprakelijkheid als bestuurder niet in gedrang komt teneinde de nare gevolgen daarvan uit de weg te gaan. Ons kantoor staat u zoals steeds graag bij met raad en daad.

Deze website maakt gebruik van cookies

Bepaal uw voorkeur hier

Meer informatie vindt u in ons privacybeleid.

`